Category Archives: Het ABC van de keukenterminologie

Het werken in een (professionele) keuken kent een groot aantal eigen termen en jargon. Vele hiervan stammen uit het Frans.

ABC: van arroseren – A – tot zeste – Z

 

citroenpers

eierklopper

gelatine

Helixofielen

ijslepel

kurkentrekker

Mexican elbow

muselet

en papillotte

Peler à vif

placomusofiel

Pocheren

tandenstoker

De citroenpers

1689

Het eerste patent voor een citroenpers werd uitgereikt aan Lewis S. Chichester op 3 juli 1860. 

Op 8 december 1896 werd het patent voor een verbeterde versie van de citroenpers uitgereikt aan een Amerikaanse uitvinder van Afrikaanse origine, luisterend naar de naam John Thomas White. White woonde in New York en was één van de eerste zwarte uitvinders die een patent op zijn naam kreeg.

Amerika is het natuurlijk het land van de originele lemonade (limonade zie recept) en dan was zo een citroenpers natuurlijk welkom. De versie van White was gemaakt in hout en maakte het zoveel gemakkelijker om snel het sap uit de citroenen te persen.

Mexican elbow

De citroenpers heeft zo als alles in de keuken een grote evolutie meegemaakt en ze bestaan van manueel tot elektrisch in alle mogelijke vormen. Ook nu is dit nog steeds één van de meest handige voorwerpen in de keuken. Zeker als je wil cocktails  maken tijdens de komende feestdagen. In de wereld van de bartenders wordt dit trouwens de Mexican elbow genoemd. Waarom? Niemand die het weet.

NM.

lemonsqueezer

NM.

Daube de boeuf

Vandaag staat de koningin van de stoofpotjes op het programma want we maken een klassieke daube de boeuf klaar: een gerecht dat ontstond omwille van het verbale talent van een vrouw en niet het culinaire. Een typisch stoofpotje uit de Provence, waarbij lekkere stukken rundvlees gebraiseerd worden in rode wijn met herbes de provences als smaakmaker en met wat groenten. Je kan daube serveren met rijst, maar wij kozen voor een lekkere aardappelpuree. We kozen ook voor een combinatie van verschillende stukken rundvlees uit de schouder en de rug en wat van de korte ribben, die de body, smaak en  textuur aan de daube geven. Deze daube de boeuf is op zijn best wanneer je al de avond op voorhand met de voorbereidingen kan beginnen, want de smaken worden veel intenser.

8350

Daube is dus een klassieker uit de Provence, het woord zelf komt van het lokale adobar, verbasterd naar adouba en zo naar adobe en dobe. Dit comfort food wordt traditioneel klaargemaakt in een daubière, een hoge, stenen pot die voor voldoende condensatie zorgt en er weinig of geen vocht ontsnapt, zodat alles mooi sappig blijft. En dat is belangrijk!

Het echt gebeurde verhaal van het ontstaan van de daube is eigenlijk ook weer helemaal toeval. Een vrouw wou een stuk rundvlees klaarmaken en had dit in een pan gebakken. Maar toen kwam een vriendin langs en ze begonnen te praten (het originele verhaal zegt roddelen: ses commérageskommeerewijven dus). Het praten liep wat uit hand, en U raadt het al, de goede vrouw was haar stuk rundvlees volledig vergeten. Om een lang verhaal kort te maken, om de boel nog enigszins te redden vooraleer haar man thuiskwam, voegde ze er water aan toe en liet het nog wat stoven. En de originele daube was geboren.

Wat heb je nodig?

  • 1 kg rundsvlees (schouder, korte ribben, …)
  • 200 gram spek, in blokjes gesneden)
  • 4 wortelen
  • 2 ajuinen
  • 2 stengels groene selder
  • 2 teentjes look
  • ½ EL verse tijm
  • 2 EL tomatenconcentraat
  • 1 kruidnagel
  • 1 laurierblad
  • Zeste van een appelsien (of dunne strips)
  • 1 fles rode wijn
  • 250 gram rundsbouillon

Hoe maak je het?

Neem een grote kom en doe er de stukken rundvlees bij en de in kleine blokjes gesneden ajuin selder, look, wortel. De tijm, het laurierblad en de zeste van de appelsien mogen er ook bij. Overgieten met de rode wijn, afdekken met folie en gedurende een nacht in de koelkast laten marineren.

De volgende dag haal je het vlees en de groenten uit de kom – en hou deze gescheiden. Giet de marinade niet weg, we hebben ze straks nodig.

Een daube is dus een stoofpotje dat gemaakt wordt in een afgedekte pan, zodat al het kookvocht en smaken er in blijven. We gaan daarom het vlees eerst mooi bruin bakken in een braadpan (desnoods in verschillende keren).

Laat water boter smelten in een braadpan en bak de stukken vlees mooi bruin, en de spekblokjes,  vooraleer ze naar een afdekbare ovenschotel te transfereren. Als het vlees gebakken is gaan we nu ook de groenten zachtjes bakken tot vooral de ajuin zacht is. Strooi er wat bloem over en bak nog een minuutje langer. Haal uit de pan, deglaceer en doe dit alles bij het gebakken rundvlees, samen met de marinade, de tomatenpuree, de kruidnagel en de rundsbouillon. Kruiden met peper en zout. Je mag er altijd nog wat extra tijm bij doen.

Zet het deksel er op en zet in de oven of braiseer op een zacht vuurtje, gedurende 1 ½ uur of tot het vlees gaar is. Je kan de saus nog wat indikken, of de schotel het laatste halfuur zonder deksel laten koken,  maar puur natuur is ook heel goed.

NM.

Oeufs à la neige

4305

Het blijft één van mijn all time favoriete klassieke desserten maar is niet te verwarren Îles flottantes, floating islands of Isola di Meringue in het Italiaans.

Oeufs à la neige (of madártej in het Hongaars) is een dessert uit de Franse keuken, gemaakt van opgeklopt gesuikerd eiwit, gepocheerd in melk op maximum 85 graden en geserveerd, drijvend in een zee van crème anglaise. Dit is basisversie want voor de afwerking kan je alle kanten uit: karamelsaus, chocoladeschilfers, geroosterde amandelschilfers, stukjes pistachionoten en ga zo maar door. En om dat de aardbeien in volle seizoen zijn, serveren we er sappige aardbeien bij.

Îles flottantes is verschillend van vorm, maar is wel van ongeveer dezelfde ingrediënten gemaakt. De eiwitten worden ook met suiker opgeklopt tot schuim, maar worden in de oven afgebakken of au bain-marie en geserveerd op een schijf genoise die in likeur of met abrikozenmarmelade werd ingestreken, eveneens geserveerd in crème anglaise. Dit gaat al een beetje in de richting van een trifle.

Door de jaren heen zijn de verschillen tussen beide recepten echter verdwenen en vind je bijna nergens de klassieke oeufs à la neige meer. De textuur van het luchtige maar toch stevige eiwitschuim gaat heel goed samen met de romige crème anglaise. Een perfect dessert dus.

Wat heb je nodig ? voor 4 personen

Voor de crème anglaise

  • 40 cl room
  • 30 cl volle melk
  • 135 gram suiker
  • 6 eigelen
  • 1 vanillestokje

4535

Giet de room en de melk in een sauspan. Splijt het vanillestokje open en schraap de zaadjes uit het stokje. Beide mogen in de vloeistof.

Breng aan de kook op een middelmatig vuur, haal van het vuur en dek af. Laat een 15 minuten trekken. Haal op het einde het vanillestokje uit de vloeistof. Breng de vloeistof terug aan de kook. Klop ondertussen de eigelen met de suiker, tot je een bleke massa hebt. Giet een beetje van de kokende vloeistof op het eigeel en meng met een garde. Giet er de rest van de vloeistof beetje bij beetje bij. Giet dit mengsel terug in de pan en laat nog even opkomen tot de vloeistof goed aan de lepel blijft kleven. Indien je een thermometer gebruikt zou de temperatuur op 85 graden moeten staan.

Giet de crème anglaise in een kom en laat afkoelen. Roer af en toe om. Leg er een vel plastiekfilm over en zet weg in de koelkast gedurende minstens 6 uur.

Oeufs à la neige

Wat heb je nodig ?

  • 4 eiwitten
  • 50 gram suiker

Hoe maak je het ?

Œufs à la neige maak je best één tot twee uren vooraleer je moet serveren.

Klop de eiwitten op met een mixer. Wanneer het eiwit schuimig wordt mag je de suiker beetje bij beetje toevoegen. Blijf verder kloppen tot je een stevige sneeuw hebt. Zet een grote pan met ongeveer twee liter water (of melk) op het vuur. Doe er eventueel een vanillestokje bij. Controleer met een thermometer de temperatuur, want je mag niet boven de 85 graden gaan.

Giet met een pollepel kleine hoopjes eiwit in de warme vloeistof en pocheer gedurende 7 minuten. Je kan dit ook met twee soeplepels doen en quenelles maken.

Draai ze om en laat ze nog drie minuten verder pocheren. Haal uit het water en laat uitlekken op een handdoek tot je gaat serveren.

Serveren

Giet de crème anglaise in diepe borden of kommetjes en leg er de gepocheerde eiwitschuimen op. Werk af naar keuze. Serveer met een glaasje Monbazillac.

NM.

Au bain-marie

Vandaag 15 augustus – op Mariadag – gaan we wat aandacht besteden aan een kooktechniek die ontstaan is bij alchemisten. We herinneren ons allemaal de strips die we lazen en waarin altijd wel een tovenaar voorkwam die over pruttelende potten en kolven gebogen stond, aan het werken aan één of ander brouwsel dat magische kracht bevatte. Denk maar aan de mythische tovenaar Merlijn uit de Rode Ridder of Panoramix, de wijze druïde van het dorp in de verhalen van Asterix.

IMG_7174

De uitvinder van de au bain marie techniek was een joodse alchemiste Maria, die deze techniek bijna 2000 jaar geleden ontwikkelde om bepaalde bereidingen langzaam te doen opwarmen. Bij deze techniek ,waarvoor je twee pannen nodig hebt, zorgt ervoor dat de bereiding in de binnenste pan, die niet met het kokende water in aanraking mag komen, opwarmt door de stoom van het water. Perfect om langzaam op te warmen of het laten smelten van delicate producten zoals chocolade, want de temperatuur in het binnenste bad blijft mooi onder de 100° Celsius.

Schitterende uitvinding die gelukkig zijn weg gevonden heeft van de duistere labo’s van de alchemisten naar de alledaagse keuken. Deze essentiële techniek wordt erg veel gebruikt, smelten van chocolade, afkoelen van siropen, het warm houden van eten bij grote buffetten en banketten en ga zo maar door. De originele Béchamel saus zou er volgens de grote Marie-Antoine Carême nooit geweest zijn zonder bain Marie. Rempel gebruikte het om melk te pasteuriseren om kindervoeding te maken en Weck – wie kent de Weckpot niet – baseerde zijn steriliseerapparatuur op deze techniek.

sabayon au bain marie

Er zou waarschijnlijk ook geen Sabayon geweest zijn zonder de bagnomaria techniek. Sabayon of zabaglione bestaat al sinds de zestiende eeuw. Het verhaal van de uitvinding van Sabayon is eigenlijk wel heel leuk wegens de zeer uiteenlopende theorieën waarbij de emoties soms heel hoog oplopen en waarin hele regio’s betrokken zijn.

De bagnomaria is essentieel als je een zabaglione wil maken om te vermijden dat hij gaat schiften. Het toevoegen van de marsala wijn aan het opgeklopte suiker- en eigeelmengsel moet in een warme, lichte, schuimige sabayon resulteren, die je warm (of koud) serveert in een glas, al of niet over wat fruit, roomijs of fijne patisserie.

Vroeger werd dit dessert heel veel aan tafel gemaakt, met de nodige show natuurlijk. Vele chefs gebruikten dan niet de dubbele pan maar eerder een polsonetto, een smalle, zware koperen pot met ronde bodem (nu veelal vervangen door een stainless steel model).

Nog altijd één van de beste desserts en misschien wel een goed idee om moeder op deze feestelijke dag te verrassen. Het recept vind je hier.

NM.

 

Ceviche

Een tijdje geleden publiceerden we een artikel over de totale blackout in New York, eind de jaren 70. We vroegen jullie toen wat je zoal kon koken zonder electriciteit. Ceviche was één van de mogelijke oplossingen. Het is een gerechten dat vanzelf kookt door het zuur van het limoen- of citroensap en niet door een warmtebron.

5846

Ceviche is het nationale gerecht van Peru. Peru, het zal jullie misschien verwonderen, heeft een zeer rijke keuken. Meer dan honderd jaar geleden was dit de grote Escoffier ook al opgevallen, want hij klasseerde ze toen als derde beste keuken ter wereld. De Peruviaanse keuken is een amalgaam van verschillende invloeden. De Incas marineerden vis in bier en vruchtensap. De Spaanse conquistadores brachten de limoenen en ajuinen mee en de Japanse immigranten brachten de sashimi manier om vis te snijden mee. Deze verschillende stijlen en ingrediënten kwamen tezamen in Lima, de stad der koningen, en de ceviche was geboren.

Het steringrediënt van ceviche is verse vis, eigenlijk alle soorten zeevruchten (fruto del mar), samen met nog een paar andere, peru1eenvoudige ingrediënten, zoals sap van limoen, chilipepers en rode ajuin. Dat zijn de basisingrediënten voor ceviche en daarmee kan je verder gaan experimenteren.

De vis of zeevruchten worden in kleine blokjes gesneden en worden gekookt zonder warmtebron. Ze koken door ze te laten marineren in limoensap. Ideaal is limoensap omdat de limoen de hoogste zuurtegraad van alle citrusvruchten heeft en daardoor kookt de vis veel sneller.

Bij warm weer is dit een ideaal en verfrissend voorgerecht en fusion in alle aspecten. Bij ons misschien nog niet zo doorgedrongen, maar probeer het eens uit. Het is echt niet moeilijk en eens je techniek onder handen hebt kan je naar hartelust gaan experimenteren.

Zie ook de belangrijke tip onderaan dit artikel.

5855

Wat heb je nodig?

  • 400 gram stevige witte vis
  • Olijfolie
  • 4 limoenen
  • 1 gekonfijte citroen
  • 1 avocado
  • 1 rode ajuin
  • 1 rode chilipeper
  • 1 theelepel kappertjes
  • 1 tomaat
  • 1 venkelknol
  • 1 EL suiker
  • Ruccola

Hoe maak je het?

Ceviche is dus vis of  andere zeevruchten die worden gemarineerd in limoensap. Je laat het geheel een beetje rusten, zodat het zure limoensap de proteïne kan aanvallen, met andere woorden de vis koken. Ik ga mij hier niet aan een meer technische uitleg wagen want mijn kennis van scheikunde is altijd beperkt geweest tot dingen maken die ofwel ontploften of enorm stonken.

Ceviche vereist superverse vis, die in stukjes van gelijke grootte is gesneden. Je doet er limoensap bij, een snuifje zout en wat fijn gesneden rode ajuin. Hoe lang moet dit nu marineren? Dat is een beetje afhankelijk van de gekozen vis of de soort zeevrucht én de hoeveelheid, maar maximum twee uur in de koelkast laten rusten, lijkt me een goede keuze. Langer verandert de textuur doordat de proteïne teveel afgebroken wordt.

Ik maak meestal ceviche met een stevige witte vis of sint-jakobsschelpen. De vis wordt opaak – niet meer transparant, net zoals je vis in de pan of in de oven kookt, en dan is hij klaar voor gebruik.

Snij de vis in blokjes en schik deze in een keramische of glazen schotel. Giet er 2 EL olijfolie over en de helft van het limoensap, wat rode ajuin en een rode chilipeper. Zet weg in de koelkast, ongeveer 2 uur tot de vis niet meer transparant is.

Verwijder het vruchtvlees van de gekonfijte citroen en spoel de schil onder koud stromend water. Dep droog en snij in fijne strips.

Verwijder de schil van de avocado en snij deze in de lengte in stukken.

Maak en kruis in de bodem van de tomaat en dompel deze 30 seconden in kokend water. Verwijder de schil en het binnenste vruchtvlees en snij in kleine blokjes.

De avocado, gekonfijte citroen en blokjes tomaat mogen nu in een mengkom samen met de fijn gesneden rode chili en de kappertjes. Kruiden met peper en zout.

Verwijder de buitenste harde bladen van de venkel en snij deze zeer fijn met een mandoline. Giet er resterende olijfolie en limoensap over en meng goed dooreen. Kruiden met peper en zout en sprenkel er wat suiker over. Zet even opzij.

We gaan nu de borden dresseren. Begin met wat ruccola, dan de venkelsalade, avocado en tomaat. Werk af met de vis, een streepje NM tip van de dagolijfolie, de chilipeper en gekonfijte citroen en wat groen van de venkelknol.

Leche de Tigre

De Peruvianen noemen het overgebleven pittige sap van de marinade ‘leche de tigre’, melk van de tijger. Het is het beste middel tegen een zwaar hoofd van een nachtje stappen en teveel alcohol. Vaak wordt het bij ceviche gegeven in een klein shotglas.

Smakelijk.

NM.

De ijslepel

Er zijn zo van die voorwerpen die we helemaal niet meer zouden kunnen missen in de keuken, en één daarvan is de ijslepel. Roomijs bestaat al heel lang en wat mij altijd intrigeert is wie op een goede morgen is wakker geworden met het idee van ik ga vandaag eens iets uitvinden. Dat gevoel van eureka moet onbeschrijflijk zijn, want tenslotte heb je iets gecreëerd waardoor de culinaire geschiedenis een andere richting heeft gekregen. De onmisbare ijslepel (of roomijsschep of ijsbolletjeslepel) wordt nu nog door miljoenen mensen gebruikt.

5414

Op 2 februari 1897 vroeg Alfred L. Cralle, een jonge zwarte arbeider uit Pittsburgh het patent aan voor de ijslepel. Het originele concept is in de loop der jaren eigenlijk niet veel gewijzigd, tenzij dat de moderne designers er meer ergonomische en modieuzer versie van gemaakt hebben.

Het mag raar klinken maar over roomijs en het ontstaan is er weinig geweten. Italië, het land van de gelato bij uitstek, claimt dat het eerste roomijs in de 16de eeuw werd uitgevonden in Firenze (Florence), door Bernardo Buontalenti, architect, maar vooral eventplanner aan het hof van de familie de Medici. De familie de Medici, zeer rijk en culinair ver hun tijd vooruit, organiseerden heel vaak grote banketten aan hun hof, en deden daarvoor beroep op Bernardo Buontalenti, die hele grote theatrale events ontwierp, inclusief vuurwerk en rijke banketten. Hij introduceerde diepgevrozen desserten, onder andere of basis van zablaglione en roomijs.

8561

Van Buontalenti is het maar een kleine stap naar Catherina de Medici. Op 14 jarige leeftijd werd ze uitgehuwelijkt aan Henri II, troonopvolger in Frankrijk. Catherina werd door de Fransen niet helemaal aanvaard wegens haar onvoldoende status, het duurde zeer lang vooraleer ze kinderen kregen en haar veel oudere man had een minnares. Catherina was dus zeer triestig en eenzaam aan het Franse hof. Geplaagd door heimwee naar alle goede dingen van thuis mag ze Italiaanse koks laten overkomen en ‘veritalianiseerde’ ze het Franse hof door sorbet, sabayon, artisjokken, gebak enzovoort te introduceren. De gastronomie van haar thuisregio Firenze was toen der tijd veel verfijnder dan de Franse keuken. Eén van die Italiaanse koks was Ruggeri, die de geschiedenis ingaat als de eerste professionele roomijsmaker. Gedurende de één maand lange huwelijksplechtigheid van Catherina maakte hij elke dag roomijs met een andere smaak.

Verder is er weinig geweten over de ijslepel, tot het begin van de 19de eeuw. Philadelphia is veruit de grootste producent van roomijs in de Verenigde Staten. Er zijn ontelbare salons waar je roomijs kan eten en het heeft zelfs zijn eigen smaak roomijs, uiteraard Philadelphia genoemd, op basis van vanille en ei.

scooper

Alfred L. Cralle, een jonge zwarte handarbeider, stelde vast dat roomijs scheppen toch niet zo gemakkelijk was omdat het bleef kleven aan de toen gebruikte lepels, en dat je er ook steeds twee handen voor nodig had. Hij zette zich aan het werk en vond een gemakkelijke mechanische ijslepel uit (zie foto). Hij was toen 35 jaar oud. Hij kreeg op 2 februari 1897 een patent op zijn uitvinding – Ice Cream Mold and Disher – en vervoegde daarmee de rij van zwarte uitvinders, redelijk uitzonderlijk voor die tijd.

NM.

De eierklopper

Willis Johnson krijgt het patent voor de eierklopper

2971

Willis Johnson, een zwarte uitvinder uit Cincinnati (Ohio) krijgt op 5 februari 1884 het patent voor een mechanische, roterende eierklopper.

Er is weinig geweten over Willis Johnson tenzij dat hij een vroegere slaaf was die vermoedelijk in een bakkerij heeft gewerkt, omdat hij veel ervaring had met het toch arbeidsintensieve proces van deegmaken. De eerste versie zag er iets anders uit, want die had twee aparte kamers met daarin een kom. Eén van de kamers was voor deeg en de andere voor eieren. Later kwam de nog steeds door ons gekende versie uit, die dan weer de basis werd van de electrische mixer.

Het is opmerkelijk dat zoveel praktische uitvindingen tijdens en in de nadagen van de slavernij naar boven kwamen. Vele zwarte slaven toonden de kennis en de kwaliteiten om een antwoord te vinden op basisbehoeften. Maar ze werden snel geconfronteerd met de koude realiteit, namelijk geld vinden om te investeren en te commercialiseren. Vele hebben hun uitvinding voor een appel en een ei moeten verkopen aan blanke ondernemers.

Nullam gebruikt nog dikwijls zijn roterende eierklopper om een lekkere mayonaise of aioli te maken.

NM.

De tandenstoker

3103

Deze keer geen recept maar eerder een instrument om de resten van een gerecht te verwijderen: de tandenstoker. Ze dienen niet alleen voor mondhygiëne maar je kan ze natuurlijk ook gebruiken om saltimbocca alla romana (zie recept), braciole of involtini te maken. 

Tandenstoker de luxe

In december 2009 betaalde een anonieme koper meer dan 6000 € voor een tandenstoker van Charles Dickens. De van goud en ivoor gemaakte tandenstoker met uitklapmechanisme en voorzien van de initialen van Charles Dickens werd door het veilinghuis Bonhams in London geveild. Dickens, de belangrijkste schrijver van het Victoriaans tijdperk (David Copperfield, Oliver Twist, A Christmas Carol) had deze tandenstoker altijd bij zich, tot zijn dood in 1870.

De tandenborstel doet pas zijn intrede in het midden van de twintigste eeuw, maar de eerste sporen van de tandenstoker werden al gevonden bij de neandertalers en de homo sapiens. Al waren de eerste tandenstokers van brons en andere harde metalen gemaakt. Later werden ook echte luxe versies gemaakt. In de Middeleeuwen werden ze zelfs een statussymbool dat mee in de bruidschat zat.

Charles Foster

De moderne zachthouten versie is gemaakt van het hout van de berk. De eerste zeer rudimentaire machine om op grote schaal tandenstokers te maken kwam er omstreeks 1870. Charles Foster, een Amerikaan, zag tijdens een reis in Brazilië dat ze daar de snippers van citrusbomen gebruikten om hun tanden schoon te maken. Hij bouwde zijn eerste machine in Boston.

Op 20 februari 1872 kregen Silas Noble en P.J. Cooley uit Massachusetts het patent voor een grote industriële machine, die duizenden tandenstokers kon maken.  Het bedrijf van Foster bestaat trouwens nog steeds en maakt 45.000 tandenstokers per minuut of ongeveer 7 miljard tandenstokers per jaar. In het begin was niemand geïnteresseerd in zijn zachthouten stokjes. Hij had echter een geweldig marketing idee en  huurde een aantal jobstudenten van Harvard in. Hij stuurde ze op pad naar verschillende restaurants en liet ze bij het einde van de maaltijd naar tandenstokers vragen. Wanneer er geen tandenstokers voorhanden waren, stuurde hij onmiddellijk een verkoper op pad.

NM.

Pont Neuf frieten

2280

Het is zeker niet de bedoeling om een polemiek te starten over waar juist de frieten werden uitgevonden, maar een tijdje geleden liep ik door de Nieuwbrugstraat – rue du Pont Neuf – in Brussel. Het deed me denken aan die grote dikke frieten, Pont-Neuf genaamd. Eén ding is zeker, ze werden niet in de Nieuwbrugstraat in Brussel uitgevonden, maar wel in Parijs, en daar bestaat geen twijfel over.

De Pont-Neuf is naam van de oudste brug over de Seine in Parijs. De eerste steen van deze   brug werd gelegd op 31 mei 1578, door koning Henri III, daarin bijgestaan door zijn moeder Catherina de Médici. Dit was één van zijn prestige projecten, namelijk een 276 meter lange brug bouwen die de quai de l’École, l’île du Palais en de quai des Augustins zou verbinden.

Het bouwen duurde een tijdje want de stenen brug werd pas rond 1607 in gebruik genomen. Een paar jaar later bruiste de brug van de activiteit en de talrijke winkeltjes gaande van speelgoedwinkels, straatmuzikanten, schoenpoetsers tot hondencoiffeurs maar ook openluchtkeukens die aan de vele voorbijgangers hun waar aan de man brachten. Zij waren vooral bekend voor hun beroemde appelbeignets en pommes de terre frites du Pont-Neuf.  De winkels verdwenen in 1852.

Pont-neuf frieten zijn dikke frieten – bâtonnets – en zouden genoemd zijn naar de vierkante pijlers van deze brug. Op de brug staat ook het standbeeld van Henri IV en in oude kookboeken vind je soms de ‘garnituur Henri IV’ terug, waarin de Pont-Neuf frieten vermeld worden.

Hoe maak je het?

Volgens de regels van het versnijden, de “taillage”, zijn deze frieten ongeveer 6 tot 7 centimeter lang en 1 centimeter dik.

Bij het versnijden let je best op de stabiliteit van de aardappel om snijwonden te vermijden. Snij er dus eerst de uiteinden en de zijkanten af. Snij ze pas dan in dikke schijven en vervolgens in frieten van 1 centimeter dik.

Bakken net als gewone frieten.

NM.

Placomusofielen: wie zijn ze, wat doen ze en wat drijft hen?

6948

De laatste dagen en weken zijn er al talrijke feestelijke gelegenheden geweest waarbij er een fles champagne of cava gekraakt kon worden. De kans is dan ook groot dat je werd aangesproken door een placomusofiel. Geen schrik, ze bijten niet, het zijn enkel maar verwoede verzamelaars. Ik heb het zelf al een aantal keer meegemaakt dat ik ergens bij het openen van een fles champagne werd aangesproken door iemand met de vraag om zeker de capsule van de fles champagne niet weg te gooien. De eerste keren was ik ook verwonderd maar een klein beetje onderzoek leert dat er veel verzamelaars van deze capsules bestaan, en dat deze ook voor redelijk wat euro’s verhandeld worden. Ze zijn ook meestal lid van verenigingen die luisteren naar de namen capsulabulles, capsulomania, … .  Er is zelfs een Vlaamse club voor verzamelaars van champagnecapsules en in Nederland is er het Genootschap voor Champagne Capsule Verzamelaars (GCCV).

Nadat je de folie van de champagnefles hebt gepeld en de beschermende kooi – muselet – hebt verwijderd, heb je het metalen dopje dat nauw aansluit over de bovenkant van de kurk. Het verzamelen van deze dopjes of capsules noemt men placomusofilie.

De muselet bestaat dus uit drie delen,

  • de ‘ceinture’: bestaat uit gegalvaniseerd staal en eindigt op een lus
  • de beschermende kooi: bestaat uit gegalvaniseerd staal, heeft vier benen en een bovenstuk in ringvorm
  • en de capsule

7825

Deze op zich banale dingetjes hebben we allemaal te danken aan twee personen die deze uitvinding realiseerden. We gaan daarvoor even terug in de tijd. Op een dag was Dom Pierre Pérignon in de
kelder van de abdij aan het werken toen hij zag dat er schuim op zijn flessen stond. Hij had eindelijk een manier gevonden om de wijn uit de Champagnestreek te doen mousseren. De champagne was geboren. Zijn flessen waren afgesloten met houten pennen met een trekhaak eraan en verzegeld met was. De flessen champagne werden in die tijd zeer voorzichtig getransporteerd, in stro gelegen en met de kruiwagen want door de druk van de kooldioxide schoten die pennen bij de minste verplaatsing uit de fles. Hij moest dus een andere oplossing vinden. Na wat experimenteren met andere afsluitdoppen kwam hij op het idee om de doppen vast te maken met een touw van hennep. Deze methode bleek te werken maar was zeer arbeidsintensief en niet heel praktisch. Sommige fabrikanten vervingen de hennepkoordjes door iets steviger (ijzer)draadjes, waardoor men een betere afsluiting van de fles kreeg maar dat leverde dan weer problemen bij het ontstoppen omdat er een speciale tang voor nodig was. Om zich niet meer te kwetsen bij het ontstoppen van de champagneflessen werd er dan maar een ring gemaakt in de ijzerdraadjes en werden voorgevormde draadjes gebruikt. Aan deze ring werd vaak een loden pastille gehangen met het woord champagne er in gegraveerd.

Toen de doppen al iets beter op de flessen bleven zitten was het probleem nog niet opgelost want de opgebouwde  druk zocht dan maar een andere uitweg, namelijk via het zwakste deel van de fles, de bodem. Champagne maken en drinken in die tijd was een bezigheid met groot gevaar voor lijf en leden want ofwel knalde er een houten dop uit de fles ofwel de glazen bodem.

De tweede persoon, belangrijk in dit verhaal was Adolphe Jacquesson, zoon van een wijnhandelaar uit Châlons-en-Champagne. adolphe jacquessonHij was zich bewust van het gevaar en de (financiële) verliezen van brekende flessen als gevolg van schokken, weersveranderingen en ratten die de koordjes rond de stoppen doorbeten. Er moest dus iets gebeuren.

De slechte kwaliteit van de flessen werd ondertussen verholpen door de Engelsen, die door hogere temperaturen bij het glasblazen betere flessen maakten. Ze gebruikten daarvoor steenkool in plaats van hout. Nu nog een oplossing voor de stoppen vinden.

Jacquesson zette zich aan het denken en op een dag in 1844 had hij de oplossing. Om alles op zijn plaats te houden verving hij de koordjes door ijzerdraad en gebruikte lichte ijzeren of tinnen plaatjes, rond van vorm en van dezelfde grootte als het bovenste deel van de kurk. Rond 1880 was de eerste muselet geboren en van dan af aan ging het zeer snel. Flessen konden vanaf nu ook gemakkelijk op machinale wijze worden gedicht en al snel werden de capsules verfijnder en werd ingezien dat deze konden versierd worden met logo’s enzovoort. Deze capsules of “plaques de muselet” zijn tegenwoordig echte kunstwerken geworden, mooi geëmailleerd, glanzend en vaak fel gekleurd, en vele dragen het logo van de wijn producent.

Placomusofielen verzamelen dus deze koepelvormige, decoratieve metalen capsules die de kurken van de champagneflessen beschermen.

NM.